9783990645888.jpg

Inhoud

Colofon

1

2

3

Colofon

Alle rechten op verspreiding, met inbegrip van film, broadcast, fotomechanische weergave, geluidsopnames, electronische gegevensdragers, uittreksels & reproductie, zijn voorbehouden.

© 2019 novum publishing

ISBN drukuitgave: 978-3-99064-587-1

ISBN e-book: 978-3-99064-588-8

Lectoraat: M. Moors

Vormgeving omslag: Dvkorn | Dreamstime.com

Omslagfoto, lay-out & zetting: novum publishing

Bronvermelding afbeeldingen:

Afbeelding 1: © Roman Milert | Dreamstime.com, Afbeelding 2: © Nejron | Dreamstime.com, Afbeelding 3: © Fernando Cortés | Dreamstime.com, Afbeelding 4: © Alberto Jorrin Rodriguez | Dreamstime.com, Afbeelding 5: © Zanico | Dreamstime.com, Afbeelding 6: © Biserko | Dreamstime.com, Afbeelding 7: © Natalia Sokko | Dreamstime.com, Afbeelding 8: © Dunca Daniel | Dreamstime.com, Afbeelding 9: © Nejron | Dreamstime.com, Afbeelding 10: © Guruxox | Dreamstime.com, Afbeelding 11: © Feverpitched | Dreamstime.com, Afbeelding 12: © Nejron | Dreamstime.com, Afbeelding 13: © Bbgreg | Dreamstime.com, Afbeelding 14: © Nejron | Dreamstime.com

www.novumpublishing.nl

1

Er leefde eens, heel lang geleden een koning. Hij was de koning van een prachtig, rijk en welvarend land. Het land had schitterende bossen en mooie bergen. Het land had sprankelende blauwe meren, waar het water heerlijk fris en schoon was, zodat de mensen daarin konden zwemmen. Veel mensen met hun kinderen deden dat. Heerlijk in de vele vakanties, bruinverbrand en gezond. Met hun kinderen spelen, zandkastelen bouwen van het mooie witte zand en luieren, genieten van een kampvuurtje in de avond en zingen en lachen.

Zo wilde de koning het graag voor de mensen in zijn land. Hij vond het heerlijk als het goed ging met zijn mensen en kon uren kijken naar die gelukkige gezinnen. Iedereen was even rijk en alles was eerlijk verdeeld. Er was dan ook niemand jaloers op een ander en er waren geen dieven of bedriegers.

Zo was het in het begin, maar langzaamaan veranderde alles. Dat kwam doordat sommige mensen ondankbaar werden en meer wilden hebben dan de andere. Ze wilden rijker worden en waren niet zo tevreden meer. Ze werden hebberig en soms zelfs gemeen.

De koning was erg aardig, maar hij had wel een hekel aan onrecht. Als er recht gesproken moest worden – want dat deden de koningen nog in de tijd van dit verhaal – dan was deze koning heel erg streng. Hij vond het vreselijk als mensen andere mensen kwaad deden en stalen, pestten of zelfs vermoordden, dat bestrafte hij met zware straffen. Als je iemand vermoord had, kreeg je zelf de doodstraf en als je iets gestolen had, of iemand bedroog, dan werd je hand eraf gehakt. Bij pesten of uitschelden werd je een hele dag in het schandblok op het marktplein gezet. En dan mochten de mensen jou uitschelden en met vieze dingen gooien, zoals rotte tomaten.

Bild1_61844311.jpg

De koning hield erg veel van zijn volk en vroeger ging hij altijd wandelen in de stad of bij de boerderijen. Dan stond hij altijd wel stil om een praatje te maken en de mensen hielden erg veel van hun koning.

Maar steeds vaker gebeurde het, dat de mensen geen tijd hadden om een praatje met de koning te maken. Dan hadden ze het te druk met werken, of feestvieren of geld tellen. En als de koning daarbij probeerde te zijn, kreeg hij het gevoel dat de mensen dat eigenlijk niet wilden.

En dat gevoel klopte wel, want de mensen die feestvierden, wilden bijvoorbeeld veel drinken en dronken worden en ze hadden dan het gevoel dat de koning dat niet goed vond. En dus wilden ze maar liever dat hij wegging.

En zo ook met geld tellen. Soms hadden de mensen meer geld dan ze met werken verdiend hadden. Ze hadden wat in hun zak gestopt wat niet van hen was, of ze hadden iemand een beetje opgelicht. Ze deden bij de ambtenaren van de koning die belasting kwamen ophalen dan of ze heel arm waren, en ondertussen hadden ze veel geld verstopt. Het was dus niet de bedoeling dat de koning zag hoeveel geld ze echt hadden. De mensen zelf vonden dat helemaal niet erg. In hun ogen waren ze eerlijk en bedrogen ze niemand, maar als de koning over hun schouder keek, voelde dat toch anders.

Omdat de koning voelde dat de mensen eigenlijk helemaal niet met hem wilden praten, besloot hij maar niet meer te gaan wandelen. Hij bleef voortaan in zijn paleis en wandelde in de tuin. Maar hij had er wel erg veel verdriet van. De mensen zagen de koning nu helemaal niet meer en ze waren daar best opgelucht over. Ze deden lekker hun eigen dingen en trokken zich niks meer aan van de koning.

Behalve als iemand iets slechts had gedaan. Dan sleepten ze die persoon naar het paleis waar de koning dan recht moest spreken en straffen moest geven. En natuurlijk zorgde de koning dat het land goed geregeerd werd en de vijanden het land niet binnen konden komen. Maar daar dachten de mensen niet eens over na. De koning was iemand die heel ver weg was en als je met hem te maken kreeg, was het niet best. Al gauw kende niemand de koning meer echt. Ze wisten niet eens meer hoe hij eruitzag. En ze waren eerlijk gezegd alleen maar bang voor de koning.

Heel vroeger, toen de koning voor het eerst niet meer ging wandelen in de stad, had hij nog een brief laten schrijven en deze laten voorlezen door een heraut. Ook had hij deze brief laten opplakken bij de grote put in het midden van het marktplein, waar iedereen van de stad water kwam halen. In die brief stond dat de koning nog steeds van zijn mensen hield en dat hij nog steeds heel graag met ze wilde praten, maar dat hij het gevoel had dat iedereen het te druk had. Maar dat, als er iemand gewoon een praatje wilde komen maken, die gewoon naar het paleis kon komen. De koning wilde dat erg graag. Er waren ook nu nog wel mensen die goed over de koning dachten en zijn wandelingen misten, maar om zomaar naar het paleis te gaan, nee dat durfden ze toch niet.

Nu lijkt het net of de koning heel eenzaam was, maar dat was niet zo, hoor. In zijn paleis kwamen de hele dag mensen.

Bild2_70829625.jpg

Edelen, jonkvrouwen en ridders. En hij had natuurlijk heel veel lakeien, koks, tuinmannen en poetsvrouwen. Mensen die bedienden en de was deden en noem maar op. Met die mensen maakte de koning heel vaak een praatje. Hij sprak net zo vaak met een prachtig aangeklede edele, als met een poetsvrouw. De mensen die in het paleis werkten hielden allemaal heel erg veel van de koning.

Maar er was iemand waar de koning helemaal dol op was. De kroonprins. Samen deden ze alles. Ze aten samen, praatten heel veel, deden spelletjes en lachten. En af en toe huilden ze ook samen. Vooral als er weer een rechtszaak was geweest en de koning straf had moeten uitdelen. Want dat vond hij verschrikkelijk.

Op een dag zei prins Johan, want zo heette de kroonprins: “Vader, ik heb een idee. U was vroeger vaak in de stad, maar ik ben daar nog nooit geweest. Ik ben eigenlijk alleen maar in het paleis of ik reis naar verre landen, maar ik ken de mensen van ons eigen land niet eens. Ik zou weleens een bezoek aan onze hoofdstad willen brengen. En misschien met wat mensen willen praten.”

“Dat is een goed idee,” zei de koning. “We zullen het eens aan de burgemeester voorleggen. Ik denk dat de mensen het ook weleens leuk zullen vinden om jou weer te zien. Ze hebben je alleen gezien als klein jongetje. En ze zien je hoofd op de munten, maar ik moet zeggen dat die munten niet goed gelukt zijn.”

Samen moesten ze erom lachen, want het hoofd van de prins op de muntjes zag er nogal mislukt uit.